Gedicht van Marieke van Leeuwen
Hij bleek alras een sterke jonge stier.
De horizonten schenen voor hem open.
Hij werd geboren als een kuddedier,
dat heel zijn leven in de pas moet lopen
en nimmer op wat privacy mag hopen.
Men noemde hem wat schamper wildebeest,
hoewel men ook wel 'gnoe' liet dopen.
Was hij maar bij de beesten af geweest.
Ach nee, veroordeeld tot gewoontedier,
maar net uit moeders dikke buik gekropen,
stond hij al overeind, na een kwartier,
want overleven moet men in de tropen.
Alert voor anderen die altijd stropen,
beschermd door slechts de grijze kuddegeest,
want menig vijand kwam eraan geslopen.
Was hij maar bij de beesten af geweest.
De kudde dook en masse in de rivier,
waar zij, die niet meer konden, zo verzopen.
Tot vreugde van een bloedbeluste gier.
Hyena's lachen, met hun bek al open.
Het kwijl komt uit hun spitse bek gedropen.
Met wildebeestenvlees wordt er gefeest.
Waar kan een kleine gnoe bescherming kopen.
Was hij maar bij de beesten af geweest.
Dieren des velds en and're misantropen;
De vrijheid vreest het kuddedier het meest.
De grijze massa kan alleen maar hopen;
was ik maar bij de beesten af geweest.
Marieke van Leeuwen 1997